Idee achter deze website
Als theatersportdocent ben ik gefascineerd door de
spelvormen die in de loop der jaren zijn ontstaan. De meeste spelvormen
zijn oorspronkelijk als een oefening in improvisatie ontstaan, die een
bepaalde improvaardigheid trainde. Zoals Randy
Dixon
zegt:
Almost all games were invented to get players out of their
heads.
Echter, de meeste van deze oefeningen bleken zó leuk, dat ze als
theatersportvorm het theater haalden. Wat ik in Nederland constateer, is
dat heel vaak het oorspronkelijke doel van een vorm vergeten is/wordt. Men
speelt de vorm, zonder te weten waarvoor hij ooit diende. So
what, is wellicht je eerste
reactie. Ik zou je direct gelijk geven, ware het niet dat deze
'verwaterde' vormen vaak niet meer dan twee of drie keer leuk zijn om naar
te kijken. Er zijn veel vormen waar veel theatersporters zelf een hekel
aan hebben gekregen. Ze zien de lol er niet van in, het is altijd
hetzelfde, het slaat nergens op.
Daarnaast zie ik spelers steeds
weer in dezelfde valkuilen lopen. En niet zelden zie ik vormen gespeeld worden op
een manier die bij de spelers 'vaardigheden' traint die het improviseren
juist moeilijker
(en oninteressanter!) maken.
Wat er aan de hand is
Vaak worden
theatersportvormen gespeeld zoals het publiek ze zien, in plaats van zoals
ze door de bedenkers bedoeld zijn. En dat is toch iets heel anders. Zo
lijkt een
aangeefspel op een raadspel, maar dat is het
niet. Als spelers een aangeefspel als een raadspel spelen is dat na een
keer of twee, drie spelen of zien eigenlijk niet meer interessant. De
uitdaging is weg. Lees voorbeelden (voor ervaren
theatersporters).
Daarnaast werd ik geconfronteerd met
het feit dat de meeste theatersportdocenten, waaronder ikzelf, oefeningen
met de groep doen als inleiding voor een theatersportvorm. Alsof de vormen
het resultaat zijn, waar je naartoe moet werken... maar de vormen
zijn oefeningen. Oefeningen om oefeningen te doen, dat leek me
dubbelop werk. (Hoewel: menig oefening/vorm zijn zo lastig dat een
opbouw nodig is.)
Als laatste heb ik veel van mijn eigen, meest
basale improvaardigheden pas na een aantal jaren geleerd, waardoor pas na
zoveel jaar veel vormen zinvol en leuk werden. Dat vond ik verloren
energie. Waarom leerde ik die basale vaardigheden in een cursus voor
gevorderden? Waarom al die jaren een hekel aan sommige vormen hebben? Ik
heb daarom geprobeerd in mijn lessen theatersportvormen terug naar de
basis van de vorm te gaan. De vorm aan de groep niet als vorm uitleggen,
maar als oefening in vaardigheden. Waar gaat elke vorm om. De resultaten
waren meer dan bemoedigend. Niet alleen behandelde ik meer spelvormen
binnen een jaar dan ooit, ook het plezier in de groep én de resultaten
waren enorm. Ik heb regelmatig bij beginners vormen beter, leuker, met
meer gemak en grappiger gezien, dan ik ooit met gevorderden zag. Nu is
alles relatief en de ene groep is de andere niet. Maar telkens als ik een
theatersportwedstrijd zie, denk ik regelmatig dat de helderheid zoek is.
Dat mensen excelleren vanwege hun talent, niet vanwege wat ze geleerd
hebben. Ik zie vaak spelers die handvaten missen die het improviseren
simpel en mooi maakt. Want dat is het doel van spelvormen:
handvaten geven. Door bepaalde vaardigheden te isoleren en te trainen. Je
kunt niet alle vaardigheden tegelijk leren. Daarom leer je ze één voor
één, per spelvorm één. Zodat je elke vaardigheid een keer helder hebt
gedaan en gevoeld, en ze zo later kunt toepassen.
Ik ben er van overtuigd dat
élke theatersportvorm leuk blijft om naar te kijken en om te doen, als men
de juiste insteek kent.
Fuck the system
Je zou kunnen zeggen dat ik dus van
een strikte leer ben. Maar theatersport is toch ontstaan uit 'fuck the system'?
Wie mij als speler kent, weet dat ik een groot fan ben
van blokkeren, uitstellen, niet definiëren en al die andere zaken die vaak als taboe
worden beschouwd binnen improvisatie. Ik ben
ook iemand die regelmatig (al dan niet ter plekke) nieuwe spelvormen bedenkt. Kortom, als ik speel,
penetreer ik het systeem met veel plezier en enthousiasme.
Waarom wil ik
dan dingen vastleggen? Doelen specificiëren, valkuilen signaleren, tips geven?
Voor sommige spelers werkt het ook niet. Leg daar een spelvorm neer zoals
ik dat doe, en ze gaan denken dat dingen 'moeten', dat sommige dingen
'fout' zijn en andere 'goed'. Het is nu eenmaal moeilijk om 'handvaten'
te scheiden van 'regels'. Ze gaan enorm in hun hoofd zitten terwijl
er geen grotere vijand van goede improvisatie is dan in je hoofd te
zitten. Het verschil tussen handvaten (die je mag gebruiken om het je makkelijker
te maken) en regels (die je móet toepassen, help) is nu eenmaal
vaak lastig te zien. Vooral als je veel nieuwe vormen achter elkaar
leert.
Voor sommige spelers is een blaadje met een uitleg van de
spelvorm een heerlijk handvat, een résumé van waar de vorm ook al weer
over ging, wat er nou zo leuk aan was. Een Aha-Erlebnis. Voor anderen is
het aanzicht van het blaadje alleen al genoeg om direct te blokkeren. Ik
ben ervan overtuigd dat dat laatste niet met de manier van benaderen van
de spelvormen te maken heeft: ik wil niets anders dan dingen simpel en
helder maken. Sommige spelers raken echter eerder overvoerd door tips en
ideeën dan anderen. Ik geef een samenvatting op papier aan mijn spelers
met de duidelijke instructie dat ze er alleen iets mee doen (voorbereiden
voor een wedstrijd, met name) als ze het gevoel hebben dat hen steunt en
anders zeker niet. Daarnaast maak ik duidelijk dat wat ik allemaal over
een vorm zeg, vergeten moet worden zodra men op toneel staat. De
vaardigheid van een theatersportvorm moet je ervaren hebben, niet geleerd.
Het moet in je achterhoofd zitten, niet je voorhoofd.
Toch creëer
ik een nieuw soort systeem. Ook daarvan zeg ik: fuck it. But you can't
fuck a system properly if you don't know it.
Uit het hoofd, in het hoofd
Er is één schijnbare paradox in de
impro, die ik graag wil verhelderen. En de oplossing
van die paradox kan je daadwerkelijk helpen om welk systeem dan ook te fucken
of welke tip of valkuil dan ook te begrijpen.
Binnen de improvisatie is de gangbare mening
dat 'in je hoofd zitten' je grootste vijand is. Op toneelscholen
leer je daarentegen: 'acteren doe je met je hoofd'.
Hoe is dat te rijmen?
Ik heb daar mijn eigen theorie
over. Een acteur heeft twéé hoofden. Dat van zichzelf, de
acteur/regisseur, en dat van zijn personage (degene die hij speelt, zijn
rol). Je ultieme doel is om actief te zijn in het hoofd van het personage,
en reactief
te zijn in het hoofd van de acteur. Zo geformuleerd
klinkt dat nogal theoretisch, maar het is vrij simpel.
hoofd 1: personage
Een personage wordt geloofwaardig
als de acteur denkt zoals het personage. Daarom moet een acteur naar de
andere mensen op toneel kijken en er iets van vinden. Alleen staan, kijken en een
duidelijke, sterke, ongecensureerde mening hebben over wat je ziet is vrijwel altijd véél interessanter
om naar te kijken dan al het geblabla dat
je normaliter in improvisaties ziet. Iemand die écht kijkt en écht
iets vindt, krijgt natuurlijke, vanzelfsprekende reacties en echte emoties en is fascinerend om naar
te kijken. Iemand die roept "ik ben boos", en een tirade afsteekt naar iemand
met wie hij eigenlijk nauwelijks contact heeft, is dat niet.
Ook als er veel mensen op toneel zijn, en je besluit
je gedeisd te houden in de achtergrond, is er een wereld van verschil tussen
daar staan als een acteur die kijkt of hij nu wel of niet wat
moet gaan zeggen of doen, of daar staan als een stil personage, die niets doet, maar
wel iets vindt van wat hij ziet of iets heel graag wil. Met
dat laatste krijg je prachtig stil spel; mooi om naar te kijken zonder dat
het onnodig afleidt. Wie dat doet, kan een hele scène aan de kant
staan, niets zeggen, en absoluut bij de scène horen. Bovendien krijgt zo iemand steevast
achteraf complimenten van het publiek, toch ook niet onaangenaam.
hoofd 2:
regisseur/acteur
Het andere hoofd, dat van
de acteur/regisseur, is meestal veel actiever. Dat denkt: "er moet nú
iets gebeuren", "doe ik het wel goed", "ik moet deze scène redden", "ik
weet niet wat hij denkt, laat ik mijn mond maar houden", "waar gaat dit
over?", "dit gaat niet goed", "o
shit, dat was een blokkade", "mijn moeder zit in de
zaal", of wat dan ook. Als dát hoofd actief is, moet er heel
hard gewerkt worden om een scène verteerbaar te maken. Want er moeten zoveel problemen
opgelost worden, mensen overtuigd, typetjes aangezet, dat dat al je concentratie vergt... en
achteraf heb je in het beste geval het idee dat je het "mooi rond hebt gekregen", maar meestal
denk je: "het liep niet zo". Er is dan geen personage, maar een
hardwerkende acteur te bewonderen. Dat kan prachtig zijn. Hardwerkende
mensen zijn mooi om naar te kijken. Maar de écht
mooie en spontane momenten komen altijd vanuit de personages, nooit vanuit de
acteurs. Gelukkig kunnen we als denkende acteurs vaak toch nog even
scoren met een goede grap. Dat is altijd fijn en niets mis mee. Maar
na de grap ben je meestal geen steek verder...
Tegelijkertijd heb je dat hoofd van
de acteur/regisseur wél nodig. Bijvoorbeeld om in de gaten te houden of je
je emoties wel deelt met het publiek. Of niet iedereen op toneel
door elkaar heen praat. Of er een mooie mise-en-scène is. Bij wie de aandacht
van het publiek is. Dat er nu toch wel eens moet worden gedefinieerd
wat de relatie tussen de spelers is. Of er na veel negativiteit wat
positiefs moet komen. Of dat de scène nu toch echt naar een hoogtepunt
moet. Of
dat als je 'moeder, help!' roept, je bedenkt dat je echte moeder in het publiek zit
en snel bij haar op schoot kan gaan zitten.
bewust/onbewust
Mijn theorie is, is dat je door
oefeningen (spelvormen!) een heleboel van die vaardigheden aangereikt
krijgt. De bedoeling is dat je die vaardigheden ervaart. Door te ervaren, hoef je er niet
over na te denken, maar herken je de vaardigheden gevoelsmatig. Zoals bij
een handendoor (handjepandje): het loslaten van je eigen ideeën en het
direct reageren op wat je aangeboden krijgt. Van andere oefeningen
zul je aanvankelijk juist in je hoofd raken (bijvoorbeeld bij het snel
leren definiëren van wie-wat-waar), maar uiteindelijk, door veel te
doen, zullen deze vaardigheden van je voorhoofd naar je achterhoofd
(onderbewuste)
verhuizen.
Dat is het moment waarop de
'regisseur' zich terugtrekt uit het voorhoofd (bewustzijn) en er ruimte komt om
je hoofd te gebruiken voor je personage. Daar gaat wel wat tijd overheen, net
als bij leren autorijden: eerst doe je alles nog heel bewust, maar
het wordt steeds vanzelfsprekender en onbewuster. Je kunt je
aandacht steeds meer richten op waar het personage zijn aandacht op
zou richten. Je kunt dus steeds meer opgaan in je rol. En daarmee
wordt je overtuigend. Dat heeft overigens niets met realisme te maken. Mr.
Bean en Laurel en Hardy zijn geloofwaardig (overtuigend), maar niet
realistisch. Je kunt dus nog steeds groteske typetjes spelen, maar wel
overtuigende
typetjes.
De regisseur zit ondertussen lui in je achterhoofd, en
reageert alleen als dat nodig is: "Hela, ik sta met mijn rug naar
het publiek." "Hela, ik ben nu wel erg negatief.", "Hela, ik ga de
confrontatie niet echt aan, ik ben aan het uitstellen", "Hela, tijd voor
een monoloog.", "Hela, dát is een mooi aanbod! Dat ga ik uitvergroten.",
"Hela, dat is een mooie inkopper. Daar maak ik een grap van.", "hela,
deze scène loopt spaak: dan ga ik hem ook lekker helemáál de soep in
helpen" (make a bad scene worse
).
Het verschil tussen een voorhoofd
dat probeert alles onder controle te houden en een achterhoofd
dat vrijwel niets doet behalve reageren op de situatie die zich voordoet, is enorm.
Het voorhoofd is vrijwel altijd actief, altijd aan het denken. Dat is geweldig -
als dat hoofd bij het personage hoort. Om dat te bereiken: kijk
naar de ander, naar het publiek, of waar dan ook naar, als je maar
bewust kiest waar je naar kijkt en écht kijkt (ooit opgevallen hoeveel
theatersporters naar de grond kijken?). Zie wat er gebeurt. Vind er
iets van. Heb er een sterke mening over. Wil iets. Reageer (dat
gaat dan meestal helemaal vanzelf). Als je dat allemaal doet, hoef je je nooit meer
zorgen te maken dat je iets mist, je typetje verliest, aanboden
weggooit of niet opmerkt, blokkeert, of, misschien als belangrijkste: niet weet wat je
moet doen. Het publiek ziet een personage (grotesk of subtiel) dat klopt, omdat het
hoofd klopt. En jij hebt plezier. Dat ziet het publiek ook. Als je
als regisseur/acteur in je hoofd zit, en bezig bent met wat
je moet doen of hoe je overkomt, dan is dat hard werken, en ontbreekt
de lol vaak. En dat ziet het publiek ook.
|
|