|
|||||
Warming up voor een voorstelling
Het komt vaak voor dat de eerste scènes van een voorstelling nog wat voorzichtig zijn. Het is elke keer toch even wennen. Een goede Warming Up (WUP) kan daarvoor wonderen doen. En is daarnaast gewoon heel erg leuk. Het loont daarom, als verantwoordelijke voor de WUP, om van tevoren over de WUP na te denken − maar ook om op de situatie die je aantreft, in te spelen. Zodra mensen een warming up gaan bedenken, denken ze vaak aan oefeningen die ze leuk vinden, die ze vervolgens achter elkaar plakken. Ik wil het altijd breder zien, ik merk dat je vaak maar half opgewarmd wordt als je zo wupt. Als ik een WUP doe, zit er altijd in mijn achterhoofd: wat moet ik allemaal opwarmen? Vergeet ik niets belangrijks?
Ik heb daarvoor een soort rijtje in mijn hoofd, waar ik er, ter geruststelling, ook altijd wel een paar van vergeet. En waar je zelf waarschijnlijk nog wel het e.e.a. kunt toevoegen. Dit zijn de elementen die wat mij betreft in een goede warming up zitten:
Het kopje "theatraal gevoel" vergt misschien uitleg: ik versta daaronder: voor een publiek staan, gevoel voor ruimtegebruik op toneel en vooral: contact maken met het publiek (het ultieme middel tegen plankenkoorts). Ik combineer altijd enkele van deze aspecten binnen één oefening. Zo laat ik de spelers vaak op een rij voor de publieksstoelen gaan staan, als een soort publiek. Eén voor één komen de spelers op, en terwijl de pianist speelt (telkens een andere muziekstijl), zingen ze vol overtuiging en met show en bravoure (in muzikale riedeltjes en/of met veel drama) hun naam voor het "publiek" (de anderen). Ik zeg altijd: "je mag alleen je naam zingen, maar het is je grote solo waarmee je je doorbraak gaat maken". Dat kan in 20 tot 30 seconden per speler gepiept zijn. Op die manier heb ik drie elementen van de lijst afgewerkt: zich voorstellen aan elkaar, contact maken met het publiek/showgevoel, en het inzingen[1]. Ik doe deze oefening erg vaak (of een variatie) omdat spelers hem altijd leuk vinden en ik ook werkelijk merk dat het een positief effect heeft. Ik let er overigens altijd op dat ze ook werkelijk contact maken met het "publiek" (medespelers) want als ze dat doen werkt het bevrijdend en als ze dat niet doen werkt het juist averechts. Ik heb spelers gehad die angst hadden om te zingen maar die me vertelden dat ze dankzij deze oefening in de WUP ze met veel plezier ook tijdens de voorstelling hebben gezongen. Zo simpel is het soms. Iedereen heeft verder zo zijn of haar favoriete oefeningen. En vrijwel allemaal zijn ze prima geschikt. Maar het loont om na te denken wat je met een oefening allemaal wel en wat je er niet mee wupt en hoe je de oefeningen op elkaar kunt afstemmen om zoveel mogelijk "elementen" van de lijst te wuppen. Uit dat hoofd!Wat belangrijk is, is dat je mensen uit het hoofd krijgt. Veel oefeningen worden fout uitgevoerd of uitgelegd waardoor spelers juist in het hoofd komen. Als je bijvoorbeeld woord-per-keer of woorden associëren als oefening doet, dan is het van belang dat mensen dat zó snel doen, dat ze niet meer na kunnen denken. Elke keer "eh..." of een pauze, dan is dat geen goed teken. Bij dat soort oefening gaat het erom dat de mensen fouten maken (fout is goud!) en dat ze het snel doen. ("Het enige wat van belang is, is dat je in het ritme blijft! Al zeg je tien keer hetzelfde of zeg je blblbl.") En het kan altijd sneller. En nog sneller. Professionele Amerikaanse impro teachers blijken het nóg weer drie keer zo snel te eisen van de spelers als dat jij of ik zou durven. Dat is namelijk de enige manier om echt uit het hoofd te komen in plaats van erin. Oefeningen met een vast ritme, zoals de klap doorgeven, zijn altijd goed voor concentratie, uit het hoofd komen en groepsgevoel. Een ander voorbeeld van een oefening die je in het hoofd kan brengen in plaats van eruit. Veel spelers, waaronder ikzelf, voelen zich niet lekker zodra er een Freeze Tag met wie-wat-waar wordt voorgesteld. Er moet zo veel. Wie, wat, waar? Heb ik het wel goed gedaan? Ben ik niets vergeten? O, ze zitten op het "wat" te wachten! Dat kan toch niet de bedoeling van een WUP zijn. Je moet toch als speler los, energiek, blij en ingespeeld worden? Een Freeze Tag waarin je verplicht het wie-wat-waar moet definiëren is een heel nuttige oefening die je tijdens lessen doet om "improspieren" te kweken. Het wie-wat-waar definiëren is immers een uiterst nuttige vaardigheid. Maar zo'n wie-wat-waar freeze tag is een oefening die je in eerste instantie in het hoofd brengt. In plaats van lekker en overtuigd een personage te spelen dat iets wil en iets van wat er om hem heen gebeurt vindt (de twee grote motoren van elke scène), gaan mensen heel hard in hun hoofd zitten "heb ik het wie al gehad? O, ja, ik moet het waar nog". Dat heeft niets met lekker improviseren, met loskomen te maken. Een goede freeze tag WUP kan wel, maar dan alleen met de opdracht: "vind samen, dankzij jullie beginhouding, uit waar de scène over gaat en speel dat dan met overtuiging!" Dat "waar de scène over gaat" mag álles zijn. Abstracte scènes, dans, slapstick, alles. (Ik heb in mijn theatersportlessen deze twee variaties van de freeze tag naast elkaar gedaan en het verschil in vrijheid, spelplezier en interessante scènes dat ging zelfs nog ver boven mijn eigen verwachting. Het ene leverde scènes op met geforceerde zinnen als "Nou broer, daar zitten we dan in de huiskamer samen te breien", en het andere scènes waarin iedereen de meest interessante (weirde) dingen vol overtuiging deed, waarbij het soms een flinke poos duurde voordat ze zelf doorhadden wat ze nou eigenlijk aan het doen waren − maar altijd leuk om te zien, want de spelers waren vrij en overtuig(en)d!) Natuurlijk. Als je hem al heel vaak gedaan hebt, zul je van een wie-wat-waar Freeze tag niet meer in je hoofd raken. Maar dat geldt dat ook voor de andere spelers? Alles is WUPWat mij betreft begint de WUP op het moment dat ik de spelers zie of er mee kennis maak. Alles wat ik zeg of doe draagt bij aan de energie van de spelers en dus de voorstelling. Natuurlijk sta ik niet met een geforceerde glimlach positief te wezen of ben ik bij elke zin die ik zeg bewust met de voorstelling bezig, maar als ik spelers ontvang, denk ik altijd aan hoe het is als ik zelf ergens kom spelen: hoe heerlijk het is als ik welkom word geheten door iemand die blij is me te zien, omdat hij of zij ervan overtuigd is dat het mede dankzij mij een geweldige voorstelling wordt. Zelfs de huishoudelijke mededelingen kunnen een feestje zijn die de spelers het gevoel geven dat het hoe dan ook een mooie voorstelling wordt. Inspelen op wat er leeftDe energie die er in een groep leeft, is belangrijk. De voorstelling drijft op die energie! Zodra je een WUP doet, moet je de groep en de sfeer aanvoelen en erop inspelen. Een groep kan te uitgelaten zijn. Dan stroomt de energie naar alle kanten ongericht weg.. Dan kun je het beste beginnen met een tikspel, gewoon om door lekker te rennen de energie eruit te laten. Ze kunnen ook te mat zijn, dan is een goede energizer van belang. Een show op een vrijdagavond? Dan zitten de spelers waarschijnlijk vol met werkstress en moet je vooral ook beginnen met echt gekke, onverwachte dingen. Een WUP die ze al te vaak hebben gedaan (bij ons: Woesj Boing Pauw) is dan een minder goed idee. IntimiteitNaast groepsgevoel heb ik bewust het woord "intimiteit" geschreven. Ik heb laatst in een les eens verhaal op rij (één woord per persoon) gedaan in een kring vlak naast elkaar. Het liep niet zo. Toen legden we de armen om elkaars schouders. In één keer ging het moeiteloos en was iedereen uit zijn hoofd. Zoiets simpels heeft dus zo'n groot effect. Ik zie elke keer weer dat (bijna) alle betere improgroepen klef zijn en veel knuffelen en elkaar aanraken. Dat heeft natuurlijk met vertrouwen en vanzelfsprekendheid te maken. En dat is altijd goed voor impro. Ik ben er dus voor een WUP af te sluiten met een groepsding waarbij men elkaar aanraakt. Dat kan een groepshug zijn, of de bekende oefening van 1 tot 20 tellen met de armen om elkaar schouders, maar ook een raket, of een wensput[2]. Niet iedereen zit evenveel te wachten op fysiek contact. Als een speler moeite heeft met aanrakingen, is dat een belemmering in zijn impro, maar desalniettemin komt het voor, zeker bij minder ervaren improspelers. Bewaak ieders grenzen, en definieer die ook. "Een arm om me heen is prima, maar raak mijn gezicht niet aan." Hoe duidelijker ieders grenzen, hoe makkelijker spelen en het vertrouwen in elkaar groeit sneller. Bij een waanzinnig goede Amerikaanse professionele improgroep die we hier ooit te gast hadden, zeggen ze elke keer voor ze op gaan, terwijl ze elkaar gemeend in de ogen kijken: "You're cute as hell and I love playing with you." Dat klinkt soft, maar het is opvallend hoeveel positiviteit en vertrouwen er los komt als iedereen iets dergelijks tegen elke speler zegt, hem recht aankijkt, en het met overgave doet. Het effect op de voorstelling is opvallend merkbaar. Probeer het maar eens. Het is verslavend. Hierbij gaat men elkaar vanzelf aanraken, dankzij de overgave. [1] Inzingen gaat vooral om het gevoel voor de muziek en de stem, pertinent niet om tekst, vandaar dat ze alleen hun naam mogen zingen. Vooral gevorderde spelers willen nogal eens proberen uit te blinken met tekst; maar dat is weinig muzikaal (meestal wordt het lied ook nog eens heel monotoon, d.w.z. dat er maar een paar noothoogtes gezongen worden, omdat ze zo met de tekst bezig zijn). In de muziek moet je het hebben van: heldere, simpele tekst, rusten, herhalingen, muzikale variatie, en natuurlijk het belangrijkste: gevoel. Rijmen brengt verreweg de meeste mensen in het hoofd, dus niemand moet zich verplicht voelen om te rijmen tijdens het zingen. [2] Iedereen in de kring steekt zijn rechterhand als vuist uit, duim gestrekt naar links, en pakt in de vuist de duim van zijn/haar rechterbuur vast, waardoor een cirkel van handen ontstaat. Dit is een put waarin iedereen allerlei negatieve dingen kunt gooien ("werkstress", "zenuwen!") en daarna wat ze wél willen tijdens de voorstelling ("Veel lachen!", "donderend applaus!").
|
|||||
© Copyright 2007 Roemer Lievaart . All Rights Reserved. |